Bespreking vragen in de raad |
Raad 23-05-01
De tweede vraag:
Mevr. KALT: Mijnheer de Voorzitter. `Het Paard van
Amstel' is een vervallen monumentaal pand aan de overkant van
de Amstel op de hoek van de Paardenstraat en de Amstel. De
gemeente Amsterdam heeft besloten dat pand te onteigenen en de
toestemming daarvoor is inmiddels bij Koninklijk Besluit
verleend. De gemeente houdt zich reeds geruime tijd bezig met
het bepalen van de hoogte van het bod dat aan de eigenaar zal
worden gedaan. Op uitdrukkelijk verzoek van de ex-bewoners, de
buurt en de Commissie voor Bouwen, Wonen en Economie Binnenstad
zijn inmiddels gesprekken gevoerd over een
haalbaarheidsonderzoek betreffende sociale woningen. Door de
gemeente zijn contacten gelegd met woningbouwvereniging Het
Oosten. Mijn fractie maakt zich zorgen over de trage gang van
zaken en heeft aanwijzingen dat er inmiddels met het pand wordt
gespeculeerd.
Is het College op de hoogte van het feit dat er een
bouwplan met vergunning uit 1995 ligt en dat dat nog steeds
niet is uitgevoerd? Is het ervan op de hoogte dat het pand in
de afgelopen zes jaar behoorlijk is verslechterd? Is het het
College bekend dat het pand op 20 april 2001 door de eigenaar
H. Wind uit Uffelte is verkocht aan Bouwman uit Wuustwezel in
Belgie en Matkowitz uit Amsterdam voor 2,45 miljard gulden? Is
het het College bekend dat het op dezelfde dag is doorverkocht
aan Noordas B.V. te Amsterdam voor 2,8 miljard gulden?
Daaraan zijn nog verschillende holdings gelieerd, zoals
de Vliegerholding, IMCA-groep, IMCA Vastgoed B.V. Amsterdam. Is
het College het met ons eens dat het moeilijker wordt de
beoogde sociale woningbouw te realiseren naarmate de prijs voor
een pand hoger wordt en dat het daarom van groot belang is snel
over te gaan tot de toegezegde onteigening? Kan het aangeven
waarom tot op heden weinig tot geen actie is ondernomen de
voorgenomen bouw van sociale woningen in dit pand te
bevorderen? Is het College bereid haast te maken en opdracht te
geven deze onteigening met voorrang te bewerkstelligen?
Wethouder mevr. KRIKKE: Mijnheer de Voorzitter. Mevr. Kalt zal zich ongetwijfeld herinneren dat ik zelf heb voorgesteld tot een onteigeningsprocedure over te gaan waardoor de mogelijkheid bestaat het monument dat aan de overkant staat te behouden. De verslechtering van de situatie is voor mij aanleiding geweest de gemeenteraad voor te stellen tot onteigening over te gaan. Het is het College bekend dat er is doorverkocht, maar ik wijs mevr. Kalt erop dat dat niet is verboden. Tot mijn vreugde is er sprake van een vrije markt en staat het partijen vrij zaken aan elkaar te verkopen. Op zichzelf is daar niets mis mee. Vanzelfsprekend ben ik het met de fractie van Amsterdam Anders/De Groenen eens dat het moeilijker wordt sociale woningen te realiseren naarmate de aankoopprijs hoger wordt, maar ik wijs haar erop dat dat nog niet is besloten. In de Commissie voor Bouwen, Wonen en Economie Binnenstad heb ik het voorstel gedaan tot onteigening over te gaan met als doel het monument te redden en op dat moment is afgesproken dat tevens wordt nagegaan welke mogelijkheden er zijn voor sociale woningen. Dat houdt dus niet in dat er is besloten over te gaan tot sociale woningbouw. In de commissie komen wij terug op de plannen. Mevr. Kalt zegt dat het College weinig tot geen actie onderneemt, maar daarmee ben ik het niet eens. De Dienst Binnenstad houdt zich bezig met de planvoorbereidingen en ik herhaal dat over de voorgenomen bouw van sociale woningen nog besluitvorming dient plaats te vinden. Het is mevr. Kalt bekend dat onteigeningsprocedures vrij zwaar zijn en volgens bepaalde vaste termijnen verlopen. Het College moet en zal zich daaraan houden, maar het ligt absoluut niet onderop de stapel en het College werkt voortvarend verder.
Mevr. KALT: Mijnheer de Voorzitter. Uit de laatste opmerking van wethouder mevr. Krikke maak ik op dat het College inderdaad haast maakt. Het is het kennelijk met mij eens dat de kans op sociale woningen kleiner wordt naarmate wij langer wachten en de prijs oploopt. Het is juist dat daarover nog geen besluit is genomen, maar wij willen dat er sociale woningen komen en zouden het betreuren als de plannen niet worden gerealiseerd. De wethouder doet alsof het gewoon is, maar dat is niet het geval. Het duurt lang, terwijl er sprake is van urgentie. Ik vraag het College daarom met voorrang tot onteigening over te gaan en dit niet op de stapel te laten liggen tot het aan de beurt is.
Wethouder mevr. KRIKKE: Mijnheer de Voorzitter. Als ik mevr. Kalt antwoord geef op haar vragen, stelt zij deze nogmaals, maar dan op een wat andere manier. Ik zal de antwoorden daarom herhalen. Het is mij bekend dat de fractie van Amsterdam Anders/De Groenen heeft ingezet op sociale woningen op deze plaats. Ik doe een voorstel aan de Commissie voor Bouwen, Wonen en Economie Binnenstad, dat wij vervolgens bespreken. Ik heb op de vraag over de haast geantwoord dat het absoluut niet onder op de stapel ligt, dat wij er voortvarend mee aan de slag zijn en dat ik hoop dat wij het binnenkort tot een goed einde kunnen brengen.
Mevr. BOERLAGE: Mijnheer de Voorzitter. Kan de wethouder aangeven wanneer zij een voorstel aan de Commissie voor Bouwen, Wonen en Economie Binnenstad voorlegt?
Wethouder mevr. KRIKKE: Mijnheer de Voorzitter. Het is bekend dat onteigeningsprocedures ingewikkeld zijn en dat het daardoor onmogelijk is precies aan te geven wanneer ik met een voorstel bij de commissie kom. Ik heb toegezegd dat ik dat zo snel mogelijk zal doen. De onteigeningsprocedure met als doel het monument te behouden, is overigens op mijn initiatief gestart en dat geeft wellicht wat meer inzicht in de snelheid waarmee zaken kunnen plaatsvinden.
De heer DANEN: Mijnheer de Voorzitter. De wethouder zegt dat zij haast maakt en dat het bovenop de stapel ligt, maar volgens mij heeft de gemeente Amsterdam reeds een bod kunnen uitbrengen op het pand. Dat is echter niet gebeurd en het pand is inmiddels twee maal doorverkocht. Ik vraag mij af waarom er niet eerder een bod is uitgebracht en wanneer dat gebeurt.
Wethouder mevr. KRIKKE: Mijnheer de Voorzitter. Het is wellicht goed als de heer Danen het archief raadpleegt of bij mevr. Kalt te rade gaat, zodat hij meer inzicht krijgt in de eigendomssituatie van dit pand en de reden van het feit dat ik destijds heb besloten een onteigeningsprocedure te starten. Mevr. Kalt kan hem wellicht meedelen dat er verschillende eigenaren waren en dat de eigendomssituatie complex was. Als de eigendomssituatie een twistpunt vormt, is het theoretisch mogelijk een bod aan een persoon te doen, maar dan is nog steeds niet duidelijk of men met de eigenaar onderhandelt. Ik heb besloten, gelijktijdig met de onderhandelingen, een onteigeningsprocedure te starten om dit voortvarend te laten verlopen.